Het is warm weer en de meeste restaurants hebben de deuren open staan. Lekkere geuren drijven de straten door. Door de Kerkstraat bijvoorbeeld uit de deuropening van nummer 54, waar we vandaag een kijkje achter de voorgevel nemen. Het is haast niet meer voor te stellen, maar in dit pand werd één van de twee Bossche kranten vervaardigd. Op de bovenverdieping woonde de eigenaar en beganegronds waren de kantoren. Achter deze kantoren bevonden zich grote ruimten waar de zetterij gevestigd was en de grote rotatiepersen de grote rollen papier met nieuws bedrukten. De krant was de Provinciale Noordbrabantse en 's-Hertogenbossche Courant, kortweg 'de Provinciale' genoemd. J.J. Arkesteyn en Zoon was sinds 1853 eigenaar en uitgever van deze oudste Bossche krant, daterend uit 1771. Later werd de familie Teulings en daarna Van Roosmalen eigenaar en hoofdredacteur. De krant had een iets kleiner formaat dan de andere nieuwsbladen, en het verhaal gaat dat de oorzaak daarvan was dat de grote rollen papier door het kleine steegje Achter de Engelschen Pispot moesten en deze daardoor niet breder konden zijn. In 1941 moesten de twee Bossche kranten, de andere was Het Noordbrabantsch Dagblad Het Huisgezin, in opdracht van de bezetter fuseren. De nieuwe naam was Noordbrabantsche Courant en deze werd gedrukt aan het Emmaplein; de ruimten in de Kerkstraat kwamen leeg te staan... En dat terwijl het eigenlijk de bedoeling was dat de fusie omgekeerd zou zijn: het bedrijf aan het Emmaplein zou moeten sluiten en de persen in de Kerkstraat zouden door kunnen draaien... Gelobby op de achtergrond heeft deze 'omwenteling' mogelijk gemaakt. De familie Van Roosmalen woonde op de bovenverdieping van het pand (nr. 52), op de benedenverdieping (nr. 54) was het kantoor van de krant gevestigd geweest. Na de sluiting werd hier gedurende tien jaar ook gewoond. Daarna kreeg het weer een bedrijfsfunctie: de firma Speijer & Co., een groothandel in tabaksfabrikaten werd er gevestigd. In 1971 kwam er horeca in het pand. In dat jaar vestigde Peter Hootsen er zijn 'Le Bistro', waarachter later (door de toenmalige eigenaar Martin Tulen) de toevoeging 'Bois Le Duc' kwam. Op de vraag 'Wat is een bistro' antwoordde de eigenaar in 1971: 'Een soort veredeld café met een typische Franse inslag, waar men 'een hapje neemt' bestaande uit vlees met een sausje plus stokbrood en desnoods wat sla'. De bistro is er niet meer. In Stefano's Cantina kan de hongerige Bosschenaar of toerist echter wel eten; niet meer in een Franse sfeer, maar uit de Mexicaanse keuken. |
Context(Bouw)historie:Het pand Kerkstraat 52-54 is vanouds genaamd “de Wijzer” (1624). Het gebouw dateert in kern uit de late middeleeuwen (zijmuren). Tussen 1647 en 1680 is het pand samengevoegd met het linker buurpand nr.50a-b, waarbij het werd verbouwd. In de 18de eeuw werd het pand bewoond door de Bossche geschiedkundige Van Heurn. Rond het midden van de 19de eeuw werd de voorgevel vernieuwd in de vorm van een lijstgevel, en is ook de indeling gewijzigd. In de late 19de eeuw is de begane grond naar achter uitgebreid met een ondiepe eenlaags aanbouw. In 1904 werd de voorgevel op de begane grond verbouwd, waarbij de drie gevelopeningen werden gecreëerd die heden nog aanwezig zijn, met achter de linker deur een gang naar het achterterrein. Tien jaar later wordt de achtergevel op de verdieping gewijzigd, en in 1929 werd de indeling op de begane grond gewijzigd, waarbij de brandmuur werd doorbroken.In 1837 was er een drukkerij in het pand en de achterliggende jongere bebouwing gevestigd. Na ca. 1925 zijn er verscheidene andere bedrijven in het pand, het linker buurpand en de achterliggende bebouwing gevestigd geweest. In het laatste kwart van de 20ste eeuw werden de panden weer gescheiden en is ook het ruime achtererf van het pand afgescheiden. Thans is de begane grond in gebruik als restaurant en wordt de zolder bewoond. Ligging:Het pand is gelegen aan de noordzijde van de Kerkstraat in een gesloten gevelwand.De Kerkstraat verbindt vanouds de Markt met de Sint-Janskerk. De straat is voor het eerst vermeld in 1311. Van oorsprong (eind 12de eeuw - begin 13de) stond er aan het noordwestelijke uiteinde van de straat, bij de Markt, waarschijnlijk een huis, maar dat is gesloopt om over het perceel een verbinding met de kerk te creëren, waarbij ook een opening in de oudste stadsmuur uit de vroege 13de eeuw werd gemaakt. Bij de stadsuitbreiding in de eerste helft van de 14de eeuw kwamen de gehele straat en de kerk binnen de stadsmuren te liggen. Kerkstraat 52-54 ligt niet ver van de kerk verwijderd. Ter weerszijden van het pand liggen direct aangrenzende buurpanden, die bij een hotelcomplex behoren, en ook aan de achterzijde liggen gebouwen die onderdeel zijn van dat complex. Het perceel is niet veel groter dan het pand zelf. BeschrijvingAlgemeen (hoofdvorm, kap):Het pand bestaat uit een voorhuis met een vast achterhuis. Het is gebouwd op een min of meer rechthoekige plattegrond, die achter de voorgevel iets schuin naar rechts wegloopt. Het pand bestaat uit begane grond, verdieping en zolder met borstwering onder een vrij steil zadeldak met wolfseinde aan de voorzijde, dat is gedekt met gesmoorde tuiles-du-nords. In het ondiepe achterhuis ligt de verdiepingsvloer veel hoger dan in het voorhuis (waarschijnlijk heeft er nog een soort insteekverdieping onder gezeten), en ligt de zoldervloer iets hoger. Achter het pand bevindt zich een ondiep eenlaags bouwdeel met plat dak ter plekke van de voormalige achterplaats. Het perceel is volledig bebouwd.Voorgevel:De voorgevel is een symmetrische gepleisterde lijstgevel van twee vensterassen breed, daterend van rond het midden van de 19de eeuw. De gevel heeft een hardstenen plint. In het pleisterwerk daarboven zijn horizontale schijnvoegen aangebracht. Op de begane grond bevindt zich in het midden een fors venster met een gepleisterde lekdorpel en een enkelruits raam. De kozijnen van alle gevelopeningen hebben een duivenjager-profiel. Dat geldt ook voor de ingangen ter weerszijden van het venster. Beide hebben dichtgezette bovenlichten. Links is de ingang tot de bovenwoning, die een paneeldeur bevat met twee getoogde ruiten die zijn voorzien van decoratief traliewerk in art-nouveau-stijl. De rechter ingang bevat een paneeldeur met een enkele grote ruit. Direct boven de begane grond is een recente lijst met een zonwering aangebracht tegen het pleisterwerk. Op beide verdiepingen zijn er twee vensters met houten lekdorpels en aan de bovenzijde door schijnvoegen in het pleisterwerk aangegeven strekse bogen. De vensters op de eerste verdieping bevatten dubbele draairamen en een bovenraam met | 2 |
glas-in-lood. De ramen op de tweede verdieping zijn veel lager, bijna vierkant van formaat, en bevatten vierruits schuiframen. De gevel wordt aan de bovenzijde afgesloten door een classicistisch hoofdgestel bestaande uit een gepleisterde architraaf en fries, en een rijk geprofileerde houten kroonlijst. Zijgevels:Het pand wordt aan beide zijden begrensd door bebouwing.Achtergevel:De achtergevel van het pand is niet vanuit de openbare ruimte zichtbaar, maar volgens een rapport van de afdeling BAM uit 1979 betreft het een gepleisterde topgevel met top- en schouderstukken.Ruimtelijke indeling:Blijkens een bouwtekening uit 1953 is de indeling als volgt. Op de begane grond bevindt zich links een gang tot aan de achtergevel, met rechts ervan een grote ruimte die doorloopt tot in de ondiepe aanbouw aan de achterzijde, en ter hoogte van de scheiding tussen voor- en achterhuis een steektrap evenwijdig aan de gang. Op de verdieping komt deze uit op een gang tegen de linker zijgevel, met ernaast twee ruimtes (waarvan de achterste hoger ligt), en aan de voorzijde van het pand een grote kamer over de hele breedte. Een spiltrap voorin het achterhuis leidt naar de zolder, die in vier ruimtes is onderverdeeld.Constructies:In een rapport van de afdeling BAM uit 1979 zijn de volgende zaken vermeld. In het achterhuis bestaan de balklagen uit moer- en kinderbalken met ojiefconsoles uit het derde kwart van de 17de eeuw. In het voorhuis zijn er ook samengestelde balklagen, maar deze zijn waarschijnlijk ouder. De kap heeft eiken dekbalkjukken en schaarspanten met balk, voorzien van gehakte telmerken. Op de jukken ligt een vlieringvloer met grenen tussenbalken die aan de wormen hangen. De sporen zijn van grenen rondhout.Volgens een ongedateerde schets in het archief van de afdeling BAM die is gemaakt bij een opname, zijn er in de rechter zijmuur in de voorkamer op de eerste verdieping staafankers aangebracht. Deze wijzen erop dat de muur gemeenschappelijk is met het buurpand. Volgens een andere schets met een doorsnede is ook de linker zijmuur gemeenschappelijk met het buurpand. Interieurelementen:In een rapport van de afdeling BAM uit 1979 zijn de volgende zaken vermeld. De gang op de begane grond heeft een vloer met wit marmeren tegels en een gestuct plafond uit de tweede helft van de 19de eeuw. Naast de gang bevindt zich een trap met open wrong uit dezelfde periode. Op de verdieping is de eiken spiltrap uit het derde kwart van de 17de eeuw nog aanwezig. In het achterhuis zijn er restanten van een houten schouw.Volgens een ongedateerde schets in het archief van de afdeling BAM die is gemaakt bij een opname bevond zich in de voorkamer op de eerste verdieping tegen de rechter zijmuur een stookplaats met een (marmeren?) schoorsteenmantel. Erf, bijgebouwen, diversen:Het perceel is volledig bebouwd. | 3 |
Motivering voor plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst1. Architectonische en stedenbouwkundige waardenHet pand Kerkstraat 52-54 heeft stedenbouwkundige waarde vanwege de samenhang met de historische gebouwde omgeving en de historische perceelsstructuur. De gevelwand van de Kerkstraat vormt een fraai historisch ensemble. Daarnaast heeft het pand aanmerkelijke architectonische waarde omdat het duidelijk herkenbaar is als historisch huis, met een fraaie lijstgevel van rond het midden van de 19de eeuw.2. Bouw- en/of kunsthistorische waardenHet pand heeft bouwhistorische waarde als zijnde een historisch huis met een bouwkundige kern uit de late middeleeuwen en de 17de eeuw (zijmuren, balklagen, kap), waarin bij diverse verbouwingen moderniseringen zijn doorgevoerd. De gang en de trap op de begane grond uit de tweede helft van de 19de eeuw en de lijstgevel van rond het midden van de 19de eeuw zijn de meest duidelijke uitingen van zulke moderniseringen.3. Cultuurhistorische waardenHet gebouw heeft cultuurhistorische waarde als zijnde een woon-werkhuis met een kern uit de late middeleeuwen en de 17de eeuw waarin diverse vernieuwingen herkenbaar zijn uit verschillende historische perioden, met name uit de 19de eeuw. Aanvullende cultuurhistorische waarde is gelegen in het feit dat het pand in de 18de eeuw werd bewoond door de Bossche geschiedkundige Van Heurn.Het object Kerkstraat 52-54, een huis dat in kern uit de late middeleeuwen en de 17de eeuw dateert met een 19de-eeuwse lijstgevel, is op basis van bovenstaande criteria beschermenswaardig als gemeentelijk monument in de gemeente ‘s-Hertogenbosch | 4 |
(Nos. 52 en 54) Dit huis bestond aanvankelijk uit twee huizen, waarvan het Westelijk staande toebehoorde aan Zeger, raad en rentmeester van den Bosch, zoon van mr. Zeger Adriaanszn., president-schepen van die stad en Aleid van Achelen Woutersdr. 1) Hij had van zijne huisvrouw Adriana van Vechel een zoon Adriaan Zegers, die in 1645 huwde met Anna van Voorn (Taxandria XIX p. 163) en eene dochter Maria Zegers, welke huwde met mr. Henrick van den Broeck, advocaat te den Bosch. Deze kinderen verdeelden 10 December 1643 hunne ouderlijke nalatenschappen, welke scheiding zij 27 April 1644 voor Schepenen van den Bosch approbeerden. (Reg. n°. 388 f. 401); bij die boedelscheiding kreeg Maria Zegers het voorbedoeld huis voor haar deel; haar genoemde man vergrootte het daarop door op 20 December 1647 (Reg. n°. 394 f. 161) van Jacob van Casteren, raad van den Bosch, aan te koopen het daarnaast Oostwaarts staand huis, dat alstoen aldus omschreven werd: „huys, erve, hoff ende achterhuys met eenen put, gestaen ende gelegen in de Kerckstraet tusschen huys ende erve Joncker Jacobs de Cock, oudt raet deser stadt, als wittich man ende momboir van Jouffer Hester, zyne huysvrouwe, dochtere wylen Joncker Henrix van Gestel, in zynen
| 350 |
leven oudt-president derselver stadt, ex uno, ende tusschen huys ende erve van d'Heer ende mr. Henrick van den Broeck, Licentiaet in de rechten, als wittich man ende momboir van Jouffer Maria zyne huysvrouwe, dochtere van Za. d'Heer Zeger Mr. Zeger Adriaenszn, in zynen leven oudt raet ende rentmeester deser stadt, ex alio, streckende voor van de gemeyne straete achterwaerts tot aen andere erve des voorn. Heer Jacobs van Casteren," die dit 16 November 1640 (Reg. n°. 384 f. 56) had gekocht van voornoemden Jor. Jacob de Cock, wiens vrouw Hesther van Gestel het van hare na te noemen ouders geërfd had. Mr. Henrick van den Broeck of wel zijn na te noemen zoon maakten van de beide voorzegde huizen een huis. Hij had van zijne genoemde vrouw een zoon Willem van den Broeck, die blijkbaar kinderloos stierf, want deze stelde tot zijnen erfgenaam in diene voorzegden oom Adriaan Zegers, welke drossaard van Wommelgem was; zijne moeder deed zulks eveneens; desniettemin traden later de kinderen van gezegden Adriaan Zegers voor een vierde als rechthebbenden op de beide tot een geheel gemaakte huizen op, want den 22 Mei 1680 (Reg. n°. 475 f. 200 vso) verkocht Maria van Noore, huisvrouw van Adriaan Zegers, drossaard te Wommelgem, als lasthebster van dezen, een vierde part, aan hare drie minderjarige kinderen, met namen Anna Maria, Jan François en Henricus Segers, competerende in: „eene huysinge, eertijts twee huysingen, gestaen ende gelegen inde Kerckstraet nevens erve Jor. Lambert Becx ex uno ende nevens erve des heere Casteren ex alio et uno fine, streckende metten anderen eynde aen de voors straet, de voors drey onmundige kinderen aengecomen by deylinge over de goederen van Juffr. Maria Segers, weduwe was van de Hr. ende Mr. Hendrick van den Broeck in dato den 7 October 1675". Kooper werd toen daarvan mr. Justus Verster, raad en griffier van den Bosch; het blijkt nergens dat hij ook het overige 3/4 in dit huis kocht, hoewel hij later er ook eigenaar van was.
| 351 |
Laatstgenoemde kooper was 9 Mei 1626 geboren uit het huwelijk van Pieter Verster, burgemeester van Geertruidenberg, met Elisabeth Joosten van Sundert en stierf 11 Februari 1705; zijne vrouw was Sara Lotterig. Den 19 Januari 1705 (Reg. n°. 519 f 46 vso) droeg hij het hierbedoeld huis, dat toen gezegd werd te grenzen aan het huis van Mevrouw de Wed. Becx Oostwaarts ex uno en dat van Jacob van Casteren, raad van den Bosch, Westwaarts ex alio, over aan mr. Pieter Verster, schepen van den Bosch, die 29 Augustus 1662 te Raamsdonk geboren was uit het huwelijk van Isaacq Verster, schout van Raamsdonk en president-schepen van Boxtel (zijnde zijn broeder), met Elisabeth Daesdonck. Van dezen erfden dit huis diens beide dochters: Elisabeth Hendrica Verster, echtgenoote van den gewezen cornet Isaak Herman Elsevier en Maria Christina Verster (welke later huwde met Cornelis Digues de la Motte, drossaard van Boxtel en Liempde); zij verkochten dat huis 31 Juli 1719 (Reg. n°. 539 f. 29 vso) aan Georg Ulrich Römer, als wanneer het omschreven werd als een huis met erf, tuin en ledige plaats, begrensd O. waarts door het huis der kinderen van C. Le Martinel, W. waarts door het huis van den Blok der Hinthamerstraat en zich achterwaarts uitstrekkende tot aan een ander huis van dien Blok.
Genoemde Römer 2), die Hervormd predikant was, werd 22 November 1672 te Aken geboren; in 1699 werd hij te Wylre, in 1703 te Tiel en in 1708 te Wezel beroepen; van deze laatste plaats werd hij in 1714 te den Bosch beroepen, alwaar hij 6 Januari 1715 bevestigd werd; in het jaar 1730 werd hij ook nog benoemd tot hoogleeraar in de Oostersche talen aan de Doorluchtige school aldaar; dit laatste ambt aanvaarde hij 20 Juli 1731 met eene openbare redevoering over de oude Hebreeuwsche taal en hare bewaring gedurende de Babylonische gevangenschap. Zoowel dit ambt als dat van
| 352 |
Hervormd predikant bleef hij te den Bosch bedienen tot dat hij aldaar 1 Februari 1741 overleed. Hij liet na eene dochter Anna Römer, welke in Mei 1743 huwde met mr. Johan Hendrik van Heurn en hem het hierbedoeld huis ten huwelijk bracht; deze kocht 16 Maart 1750 (Reg. n°. 569 f. 345 vso) van de Blokmeesters der Hinthamerstraat daarbij aan het naast het huis zijner vrouw Westwaarts staand huisje, hetwelk de Blok van die straat geërfd had van Jacob van Casteren ingevolge diens codicil van 1716 en dat Westwaarts grensde aan het huis der Juffrouwen Francisca en Hesther van den Oever; hij maakte van dat huisje een stal. Genoemde mr. J.H. van Heurn was de zoon van mr. Jan van Heurn, schepen van en griffier der Leen- en Tolkamer te den Bosch, (geboren te Rotterdam 22 Dec. 1677 en overleden te den Bosch 11 Augustus 1741) en van Antonia Amelia Wolffsen, (geboren te Lissabon 5 Febr. 1689 en overleden te den Bosch 29 Oct. 1780).
Hij werd geboren te den Bosch 13 Aug. 1716 en was aldaar ook schepen, alsmede raad en griffier der Leen en Tolkamer, tot welke laatste betrekking hij in 1738 werd benoemd, nadat zijn vader daarvoor had bedankt. Hij maakte zich vooral naam door het schrijven van de Historie der stad en Meyerye van 's Hertogenbosch, welk werk in 1776-78 in vier deelen in druk verscheen bij J. van Schoonhoven en Comp. te Utrecht. Verder gaf hij nog in eerstgemeld jaar bij Jacobus en Hendrik Palier, boekdrukkers en boekverkoopers op de Markt te den Bosch, uit een Vertoog, hoe nuttig het voor het gemeene land en voor de Meyerye van 's Hertogenbosch zonde zijn zo veel heide als mooglijk aldaar tot bouw- en weilanden te maaken en eindelijk schreef hij nog de Beschrijving der stad 's Hertogenbosch in twee deelen, waarvan hij het eerste aldus deed aanvangen: „In de geschiedkundige beschrijving der stad en meyerye door my eenige jaaren geleeden in het licht gegeeven, heb ik de geschiedenissen van dezelven van den beginne af tot den jaare 1776 verhaald, thans is mijn voor-
| 353 |
neemen om den oorsprong van de stad, deszelfs geestelyke en wereldlyke gebouwen en alle verdere zaaken, die tot dezelve betrekking hebben, te beschryven, hetwelk ik naar mijn geringe vermogens, zo naauwkeurig als my doenlijk is, zal opgeeven." Zooals ik in Dl. I blz. 4 reeds mededeelde, werd dit werk nooit uitgegeven en berust het nog, in handschrift in de verzameling handschriften van het Prov. Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant. Mr. Johan Hendrik van Heurn verwekte bij zijne genoemde vrouw twee zonen, van welken de jongste ongehuwd schijnt gestorven te zijn; de oudste, wiens voornaam Jan was, werd te den Bosch geboren 6 Maart 1751 en 30 October 1772 te Utrecht bevorderd tot doctor in de beide rechten op eene dissertatie getiteld: de regalibus in Belgio, praecipue in agro Sylvaducensi usitatis; den 3 Aug. 1776 werd deze zoon benoemd tot hoogleeraar in de rechten aan de Doorluchtige school te den Bosch, eene benoeming, die sedert eene eeuw niet meer was geschied; hij aanvaardde dit ambt den 6 September van dat jaar met eene rede de jure Romano neque ad bestias damnando neque ad instar Laris colendo; den 30 Januari 1786 werd hij tweede griffier der Leen en Tolkamer aldaar; voorts was hij nog kanonik van St. Pieter te Oirschot, lid van de Provinciale Staten van Noordbrabant en staatsraad in buiten gewonen dienst; 29 Maart 1815 overleed hij. Zijne vrouw was Geertruida van Genderen Dirksdochter, die 25 October 1826 overleed op het door haren voornoemden schoonvader in 1753 te Vught gebouwd huis Leeuwenstein 3), dat in 1901 door deszelfs toenmaligen eigenaar Herman van Rijckevorsel is afgebroken en door eene moderne villa vervangen; zij schonk hem slechts één kind, Anna Antonia Emilia van Heurn, gedoopt te den Bosch 8 Februari 1784, die huwde met Aldert van Galen, controleur der belastingen aldaar, zoon van Arnoldus, schepen aldaar en Johanna Jacoba Walraven.
| 354 |
Mr. Johan Hendrik van Heurn overleed in den Bosch in 1799. Zijn hierbedoeld huis werd toen van hem geërfd door zijnen voornoemden zoon mr. Jan van Heurn, van wien het weder erfde diens vrouw Geertruida van Genderen; deze verkocht het 28 Juli 1824 aan Hermanus Antony Portier, kamerbehanger te den Bosch, gestorven aldaar 22 Maart 1825, wiens weduwe E. Vermeulen het in 1837 verkocht aan Jacobus Josephus Arkesteijn, boekdrukker aldaar onder de firma J.J. Arkesteijn en Zoon. Aan deze firma ging den l October 1853 van de firma E. Lion en Zonen over de courant, die 2 Juli 1771 met permissie van de Magistraat van den Bosch van 1 Mei van dat jaar door Christiaan August Vieweg en Lambert Jan Bresser, boekverkoopers te Den Bosch, aldaar voor het eerst was uitgegeven en wel onder den naam van 's Hertogenbossche Dingsdagse en Vrijdagse courant; zij was de eerste courant, welke in die stad uitkwam. Later kreeg zij den naam van het Provinciaal dagblad Noordbraband; toen de firma E. Lion en Zonen ze, als voorzegd, overdroeg heette zij Provinciaal Dagblad van Noord-Braband en 's Hertogenbossche stads-courant. De firma J.J. Arkesteyn en Zoon gaf er den naam aan van Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant, welken zij nog steeds voert; zij drukte deze courant in het hierbedoeld huis, wat ook nog doet deszelfs tegenwoordige eigenaar Gerard Teulings, die ook eigenaar der courant is. In de plaats van eene twee- en driedaagsche courant, welke zij successievelijk was, is zij thans een dagblad. Men zie daarover nog, alsmede over de andere Bossche couranten, Dr. C.R. Hermans Geschiedk. Mengelwerk I p. 13 en Taxandria XVI p. 87 en vlgd.
| 355 |
Noten | |
1. | Men zie de overige kinderen en verdere afstammelingen van de echtelieden Zeger Adriaanszn van Achelen in Reg. no. 381 f. l72. |
2. | Over de Akensche Römer's zie men Macco Beiträge Bd. III p. 232 en 234 en Aachener Wappen und Genealogiën Bd. II p. 95. |
3. | Jan van Heurn had in 1753 van dit huis den eersten steen gelegd. In 1794 hield Pichegru op dat huis zijn hoofdkwartier. |
1995 |
Henny MolhuysenAchter de voorgevel : De 'Provinciale' lezen en Mexicaans etenBrabants Dagblad donderdag 6 juli 1995 (foto) |
1910 | G.C.J. Teulings (fa. J.J. Arkesteijn & Zn.) uitgever |
1928 | mr. J.H.M. van Roosmalen |
1865 | C.J.A. Arkesteijn (firma J.J. Arkesteijn en Zn.) boekdrukkers, boekhandelaars en courantiers |
1875 | C.J.A. Arkesteijn (firma J.J. Arkesteijn & Zn.) boekdrukkers, boekhandelaars en courantiers |
1881 | J.H. Terbruggen (partikulier) - G. Teulings (partikulier) |
1895 | Firma J.J. Arkesteyn en Zoon (boek- en krantdrukkers) |
1908 | G.C.J. Teulings (firma J.J. Arkesteyn & Zn.) uitgever |
1910 | G.C.J. Teulings (fa. J.J. Arkesteijn & Zn.) uitgever |
1928 | Prov. Courant |
1943 | Brabantsche Meubel-Industrie |
1991 | dhr. P. Spanjer (mexicaans restaurant Stefano's Cantina) |
2005 | ? (cantina San Juan) |